Voor een aantal misdrijven is een facultatieve of verplichte strafverzwaring voorzien wanneer de dader handelde uit haat tegen, misprijzen van of vijandigheid tegen een persoon omwille van een beschermd kenmerk. Er is dan sprake van een ‘haatmisdrijf’ ingegeven door een ‘verwerpelijk motief’.
Het brengen van de Hitlergroet door de verdachte is één van de elementen waaruit het verwerpelijk motief kan worden afgeleid. De auteur onderzoekt de rechtspraak waarin het brengen van de Hitlergroet in aanmerking werd genomen voor een strafverzwaring, meer bepaald inzake:
- Het brengen van de Hitlergroet tijdens het plegen van het misdrijf (slagen en verwondingen en belaging).
- Het brengen van de Hitlergroet op een ander ogenblik.
In België is er geen expliciet algemeen wettelijk verbod op het brengen van de Hitlergroet. Maar ook zonder een dergelijk verbod kan het brengen van de Hitlergroet in de publieke ruimte adequaat bestraft worden en in aanmerking worden genomen voor het toepassen van een strafverzwaring.