Wat precies die economische of arbeidsuitbuiting is, is dus onduidelijk. Weatherburn stelt dat arbeidsuitbuiting vooral een fenomeen is in de private economie, eerder dan een overheidspraktijk, en voortvloeit uit controle en daaruit voortvloeiende afhankelijkheid, en een gebrek aan leefbare alternatieven. Ieder land gebruikt zijn eigen definitie, waardoor het voor wetgevers niet eenvoudig is om een consistente aanpak van arbeidsuitbuiting te ontwikkelen. In haar doctoraat stelt Weatherburn daarom een algemene definitie voor, na een vergelijkend onderzoek van 72 strafzaken in België, en Engeland en Wales. Dat moet een bruikbaar instrument opleveren om economische uitbuiting aan te pakken.
[...]
‘In de Belgische strafwetgeving wordt economische uitbuiting omschreven als ‘omstandigheden die tegengesteld zijn aan de menselijke waardigheid’. Dat staat in artikel 433quinquies alinea 1, 3°. Verdere uitleg is te vinden in de parlementaire voorbereiding, waarbij verwezen wordt naar niet-betaling van loon, onveilige werkomstandigheden, of lange uren werken. De verdere interpretatie over wanneer er sprake is van zulke omstandigheden, wordt overgelaten aan de rechtbanken.’
Daarom bestudeerde Weatherburn 72 strafrechtelijke uitspraken in België en Engeland en Wales. ‘De analyse van de jurisdictionele interpretatie van het nationale recht is van onschatbare waarde gebleken, zeker in het licht van de beperkte jurisprudentie van het EHRM over artikel 4. Daar zijn een aantal sleutelelementen naar boven gekomen over arbeidsuitbuiting. Uit de rechtspraak blijkt dat de uitbuiting het gevolg is van een berekende beslissing, zoals doelbewuste rekrutering, waarbij een kwetsbare positie wetens en willens wordt uitgebuit, met daarbij een gebrek aan respect voor de menselijke waardigheid. Er is sprake van controle of autoriteit over de volledige situatie van het slachtoffer, waardoor dat slachtoffer in een afhankelijke positie zit en moeilijk de eigen omstandigheden kan veranderen.’