“Hoewel de wet zonder twijfel de belangrijke verdienste heeft dat eindelijk een uniforme ontslagregeling werd gemaakt tussen arbeiders en bedienden, is de wet toch geen onverdeeld succes”, vinden beide heren. “Vooral de overgangsbepalingen voor arbeidscontracten die op 1 januari 2014 al in voege waren – de zogenoemde ‘dubbele-fotoregeling’ – roepen veel vragen op.” Arnout Crauwels somt een paar pijnpunten op. “Wat met werknemers die op of na 1 januari 2014 overgestapt zijn van een contract voor bepaalde duur naar een overeenkomst voor onbepaalde duur? Vallen die onder de overgangsregeling of niet? Wat met vóór 1 januari 2014 bestaande contractuele afspraken over duur en omvang van de ontslagregeling? Worden die wel of niet gehonoreerd? De rechtspraak is alvast verdeeld. De wet Eenheidsstatuut schafte op 1 januari 2014 het proefbeding af, maar hoe moet de opzeg dan berekend worden voor medewerkers die op 31 december 2013 in hun proefperiode zaten?”
Dit soort onduidelijkheden is volgens Olivier Wouters te wijten aan het feit dat de wettekst te beknopt is. “Hij is ontstaan uit een compromis tussen overheid en sociale partners waar men zo weinig mogelijk wou van afwijken. Al tijdens de parlementaire besprekingen bleek dat er nog veel bijkomende uitleg nodig was. Soms leek het wel alsof in de wet iets anders stond dan wat men las in de voorafgaande parlementaire teksten. De bal wordt daarmee in het kamp van de rechtspraak gelegd om de wet te interpreteren, waarbij de vraag rijst of de wet op sommige punten überhaupt vatbaar is voor interpretatie.”