Tot 2012 kon een werknemer nog op de leeftijd van 60 jaar met vervroegd pensioen wanneer hij 35 loopbaanjaren had. Deze leeftijd- en loopbaanvoorwaarden zijn sindsdien gevoelig verstrengd, zowel door de regering Di Rupo als de regering Michel.
Vanaf 2019 is het in principe pas mogelijk om op de leeftijd van 63 jaar tot het vervroegd pensioen toe te treden na 42 loopbaanjaren. Deze maatregel treft vooral hoger opgeleide werknemers. Via de inkoop van studiejaren kan een hoger pensioen gekregen worden, maar een dergelijke inkoop heeft niet tot gevolg dat een werknemer ook vroeger met pensioen kan. Een werknemer die nooit aan het aantal vereiste loopbaanjaren geraakt zal dus pas op de normale wettelijke pensioenleeftijd met pensioen kunnen gaan.
Ook die wettelijke pensioenleeftijd wordt trouwens opgetrokken van 65 naar 66 in 2025 en naar 67 in 2030.
Daarnaast werden eind 2015 enkele maatregelen genomen op het vlak van aanvullende pensioenen die de vervroegde opname van het wettelijk pensioen ontmoedigen. Wie met wettelijk pensioen gaat is sinds 2016 verplicht om ook het aanvullend pensioen op te nemen en kan dus niet genieten van een verdere aanwas van reserves tot de eindleeftijd van het plan. Vooral werknemers die van een pensioenplan met vaste prestaties genieten (waarbij de reserve soms aanwast met 6%) kunnen door de vervroegde opname van hun wettelijk pensioen een aanzienlijk verlies aan aanvullend pensioen lijden.
Voor pensioenen die ingaan vanaf 2019 zullen bepaalde periodes van inactiviteit vanaf 2017 zoals (pseudo-)SWT en langdurige werkloosheid slechts een beperkte wettelijke pensioenopbouw opleveren. Via de beperking van de wettelijke pensioenopbouw worden dus ook bestaande uitstapregelingen ontmoedigd. Voor een werknemer die van het stelsel van SWT geniet, is het recent ook mogelijk gemaakt om het wettelijk pensioen vervroegd op te nemen in plaats van op de normale wettelijke pensioenleeftijd. Wij verwachten dat hier weinig gebruik van zal gemaakt worden aangezien hun vervangingsinkomen doorgaans hoger is dan de rente bij een vervroegd gepensioneerde en ze voor de periode van SWT ook nog een bijkomend wettelijk pensioen opbouwen.
Voor de toekomst is het vooral uitkijken naar de mogelijkheid voor werknemers om deeltijds met wettelijk pensioen te gaan. Daarnaast valt af te wachten of er een consensus bereikt kan worden over de lijst met “zware beroepen” in de privésector. Voor werknemers met een “zwaar beroep” zullen normaliter soepelere pensioenvoorwaarden gelden.