Gepubliceerd op 24-06-2020
Studentenarbeid: fiscale en sociale nieuwigheden
De door studenten gewerkte uren tijdens het 2e kwartaal van 2020 worden geneutraliseerd. Wat betekent dat? En wat is het effect van deze maatregel? We analyseren deze tijdelijke versoepeling, inclusief de impact van deze maatregel op de kinderbijslag en op het begrip ‘kind ten laste’.
Voor de fiscale aspecten van studentenarbeid en de nieuwe bedragen daaromtrent verwijzen we graag naar een recent artikel in Sociale wegwijzer (nr. 12 van dit jaar).

In tegenstelling tot andere bepalingen van het volmachtenbesluit, die enkel gelden voor kritische of essentiele sectoren, geldt deze neutralisatie voor de gepresteerde uren tijdens het 2e kwartaal 2020 voor studenten, ongeacht de sector waarin ze tewerkgesteld zijn.
De geneutraliseerde uren van het 2e kwartaal genieten dezelfde gunstige regeling als de 475 uren van het gebruikelijke contingent: enkel de solidariteitsbijdragen zijn verschuldigd. Dit betekent, zoals door de RSZ in haar richtlijnen geformuleerd, dat vanaf het moment dat een student aangeworven wordt met een studentencontract, zelfs als zijn contingent van uren overschreden werd tijdens het 1e kwartaal of volledig voorbehouden is voor prestaties tijdens het 3e en 4e kwartaal, voor alle gepresteerde uren tijdens het 2e kwartaal 2020 de solidariteitsbijdrage toch toegepast mag worden, in plaats van de reguliere bijdragen.
Impact op de kinderbijslag
bekijken daarom momenteel hoe ze hun regelgeving kunnen aanpassen, om te vermijden dat tewerkgestelde studenten tijdens het 2e kwartaal hun kinderbijslag zouden verliezen.
Impact op het begrip ‘persoon ten laste’
Impact op de bedrijfsvoorheffing
Een koninklijk besluit heeft de vrijstellingsregels van de bedrijfsvoorheffing gealligneerd met de regels die van toepassing zijn op het vlak van de sociale bijdragen.
Er geldt geen bedrijfsvoorheffing op de betaalde of toegekende bezoldigingen aan studenten die aangeworven werden op basis van een studentencontract, voor de duur van maximaal 475 werkuren per kalenderjaar, op voorwaarde dat – met uitzondering van de solidariteitsbijdrage – geen enkele RSZ-bijdrage verschuldigd is op
deze bezoldigingen.
In het kader van het Covid-19-crisisbeheer worden in 2020, voor de berekening van het contingent van 475, enkel de gepresteerde uren in aanmerking genomen van het 1e, 3e en 4e kwartaal. De gepresteerde uren tijdens het 2e kwartaal worden uitgesloten van deze berekening, maar worden ook niet onderworpen aan de afhouding
van bedrijfsvoorheffing voor zover sociaalrechtelijk de vergoeding van deze uren enkel onderworpen wordt aan solidariteitsbijdragen.