Een wet van 27 november 2015 creëert de basis voor een nieuwe tariefregeling voor de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk. De sociale partners hebben daarover een akkoord gesloten en dat akkoord kan nu uitgevoerd worden.De wet op het eenheidsstatuut heeft de basis gelegd voor een aanpassing van de bijdragen die werkgevers betalen voor de prestaties van externe diensten voor preventie en bescherming op het werk. Er is sprake van 2 niveaus van forfaitaire bijdragen en lagere bijdrageniveaus voor micro-ondernemingen.De uitvoering kwam er met een KB van 24 april 2014 dat het KB op de tarifering heeft aangepast. Het gaat eigenlijk om een compensatie voor arbeiders om de impact van de kostenverhoging te milderen die veroorzaakt wordt door de nieuwe opzeggingsregeling.De nieuwe regels en de basisbepaling uit de wet op het eenheidsstatuut treden pas in werking op 1 januari 2016. Maar nu – dus nog vóór de datum van inwerkingtreding - wordt de bevoegdheidsdelegatie aan de Koning in de wet op het welzijn van werknemers, opnieuw aangepast.De wetgever wil op die manier een wettelijk kader creëren voor de uitvoering van het sociaal akkoord over de tariefregeling voor preventiediensten. Uiteindelijk zal die oefening logischerwijs resulteren in een aanpassing van het hierboven aangehaalde KB van 24 april 2014.In het sociaal akkoord van 2 maart 2015 vragen de sociale partners 5 niveaus van forfaitaire bijdragen, de invoering van een tarifering pro rata en een monitoringsysteem met het oog op een eventuele latere aanpassing van de wetgeving.De nieuwe wet bepaalt dat een KB de wijze van financiering van de externe preventiediensten kan bepalen. Men heeft het over een ‘precisering’. Het betreft meer bepaald de volgende bevoegdheden:
- De vaststelling van minimumtarieven, die kunnen variëren naargelang de aard van de activiteiten van de werkgevers. Uit het bijhorend verslag blijkt dat die differentiatie onder meer de mogelijkheid creëert om voor werkgevers in tertiaire sectoren een lager tarief te bepalen dan voor werkgevers in industriële sectoren, waar normaliter grotere risico’s bestaan. De minimumtarieven worden gehanteerd voor het berekenen van de forfaitaire bijdrage die de werkgever per werknemer verschuldigd is aan zijn externe dienst.
- De omschrijving van de prestaties die de externe diensten moeten leveren in ruil voor de forfaitaire bijdrage. De nieuwe financieringswijze moet de externe diensten de mogelijkheid geven om doeltreffender te werken in zowel grote als kleine ondernemingen.
- Voor werkgevers die maximum 5 werknemers tewerkstellen, wordt in aangepaste minimumtarieven voorzien.
- er zijn 5 tariefgroepen, waarbij het tarief varieert tussen 41,50 en 112 euro per werknemer;
- voor werkgevers die ten hoogste 5 werknemers tewerkstellen, wordt in lagere tarieven voorzien – namelijk: 85% van het tarief van de tariefgroep waarin hun hoofdactiviteit zich situeert. Daardoor wordt de drempel voor de toegang tot de externe diensten zo laag mogelijk gehouden.
Wet van 27 november 2015 tot intrekking van artikel 96 van de wet van 26 december 2013 betreffende de invoering van een eenheidsstatuut tussen arbeiders en bedienden inzake de opzeggingstermijnen en de carenzdag en begeleidende maatregelen en tot wijziging van artikel 40 van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, BS 9 december 2015
Koninklijk besluit van 24 april 2014 tot wijziging van het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk wat betreft de tarifering, BS 23 mei 2014
Gepubliceerd op 02-02-2016