Enkel de loonelementen die opgesomd worden in artikel 10 van de wet van 1996 worden niet in rekening gebracht en kunnen dus toegekend worden zonder dat daarbij de loonmarge in de gaten moet worden gehouden.
Het gaat om deze limitatieve lijst:
1° de winstdeelnemingen zoals omschreven door de wet;
2° de verhogingen van de loonmassa die voortvloeien uit de toename van het aantal personeelsleden in voltijdse equivalenten;
3° de uitkeringen in speciën of in aandelen of deelbewijzen die aan de werknemers overeenkomstig de toepassing van de wet van 22 mei 2001 betreffende de werknemersparticipatie in het kapitaal van de vennootschappen en tot instelling van een winstpremie voor de werknemers worden toegekend;
3° de bijdragen gestort in het kader van de pensioenstelsels die voldoen aan de voorwaarden bedoeld in titel II, hoofdstuk II, afdeling II, van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid;
4° de eenmalige innovatiepremies bedoeld in artikel 28 van de wet van 3 juli 2005 houdende diverse bepalingen betreffende het sociaal overleg.
Hoewel de niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen, de zogenaamde bonussen op grond van CAO 90 van de NAR, niet in deze lijst opgenomen staan, wordt door de FOD WASO aanvaard dat ze toegestaan zijn bovenop de loonmarge aangezien ze dezelfde kenmerken hebben als winstdeelnemingen.
Daarnaast worden ook kostenvergoedingen buiten beschouwing gelaten. Het gaat dan bijvoorbeeld om de vergoeding voor reiskosten of voor werkkledij.