De principes van transparantie, participatie en rechtsbescherming zijn de voorbije decennia steeds meer op de voorgrond getreden binnen het internationaal milieurecht. Na reeds lang onderhuids aanwezig te zijn, werden deze beginselen geëxpliciteerd in Beginsel 10 van de Verklaring van Rio van 1992. Een concretere, juridisch bindende uitwerking volgde in het verdrag van Aarhus van 1998, dat het principe van de milieudemocratie onderschreef door procedurele milieurechten toe te kennen aan het ruimere publiek. Wanneer we deze basisregels echter als toetssteen gebruiken voor het diepzeemijnbouwregime, zien we dat er op internationaal en nationaal vlak duidelijke tekortkomingen zijn, zowel in de huidige exploratiefase als met betrekking tot de nakende exploitatie. Ondanks duidelijke verbeteringen op vlak van transparantie en participatie, blijft de slagkracht van derde-belanghebbenden immers relatief beperkt. Mogelijk nog kwalijker is het gebrek aan effectieve rechtsbescherming, gelet op de afwezigheid van beroepsprocedures voor milieuverenigingen, waardoor vergunningen immuun blijken te zijn voor enige contestatie. Hoewel er geen eenvoudige oplossingen bestaan, moeten transparantie, publieke participatie en toegang tot de rechter dus dringend een prominentere plaats krijgen in het diepzeemijnbouwregime.