Er zijn heel wat argumenten die spreken tegen een dergelijk individueel recht. De Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent stelt in een vonnis van 7 januari 2005 dat een individuele opzegging voorbij gaat aan het ondeelbare karakter van de verbintenis. Het is in die zin niet logisch dat het recht op huur van de huurder wel deelbaar zou zijn, en de verplichting van de verhuurder tot het verschaffen van het huurgenot niet. Deze visie wordt door meerdere rechtbanken gedeeld.
Daarnaast is een bijkomend argument dat een individuele opzegging de rechtspositie van de blijvende huurder eenzijdig verzwaart: de huur werd immers voorheen betaald door beide huurders samen. Bij een individuele opzegging moet de volledige huur op tafel gelegd worden door de resterende huurder. Ook voor de verhuurder heeft dit gevolgen. Hij ziet immers zijn verhaalsobject beperkt tot het vermogen van de blijvende huurder.
Ten slotte creëert een individuele opzegging meer ruimte voor discussie. Het zou indruisen tegen het principe dat gemaakte afspraken gevolgd dienen te worden: één van de huurders zou eenzijdig terug kunnen komen op zijn contractuele verbintenissen, wat wettelijk gezien niet kan.